Lectionarium

DAGELIJKS EVANGELIE
  • Donderdag 21 November : Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes 5,1-10.
    Ik, Johannes, zag in de rechterhand van Hem die op de troon is gezeten, een boek van binnen en buiten beschreven, met zeven zegels verzegeld. Ook zag ik een machtigen engel, die uitriep met geweldige stem: Wie is waardig, te openen het boek en te verbreken zijn zegels? Maar niemand in de hemel, op de aarde of onder de aarde was bij machte, het boek te openen, of er een blik in te slaan. En ik weende bitter, omdat niemand werd waardig bevonden, het boek te openen of er een blik in te slaan. Maar één van de Oudsten sprak tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw uit Juda’s stam, de Wortel van David heeft overwonnen; Hij zal dus het boek en zijn zeven zegels openen! En ik zag midden tussen de troon met de vier Dieren en tussen de Oudsten, een Lam staan, alsof het geslacht was. Het had zeven horens en zeven ogen; dit zijn de zeven Geesten Gods, die over de ganse aarde worden gevonden. Het Lam kwam naderbij, en ontving het boek uit de rechterhand van Hem, die op de troon was gezeten. En toen het Lam het boek had ontvangen, wierpen de vier Dieren en de vier en twintig Oudsten zich neer voor het Lam, elk met een citer en gouden schalen vol reukwerk; en dit zijn de gebeden der heiligen. En ze zongen een nieuw lied, en ze zeiden: Waardig zijt Gij, het boek te ontvangen, En zijn zegels te breken. Want Gij zijt geslacht geworden, Hebt met uw Bloed voor God gekocht: Uit alle stammen en talen, Uit alle volken en naties. Gij hebt ze gemaakt voor onzen God Tot koningschap en priesters, En heersen zullen ze over de aarde.
  • Donderdag 21 November : Psalmen 149(148),1-2.3-4.5-6a.9b.
    Zingt voor de Heer een nieuw gezang, zijn lof weerklinke te midden der zijnen Israël juiche zijn Schepper toe, Laat Sions zonen hun Koning begroeten. Looft zijn Naam in een heilige dans bespeelt voor Hem harp en citer. Want onze Heer, die zijn volk bemint, omkranst de verdrukten met zegekransen. Jubelt dus heiligen, om uw triomf, viert feest in uw legerplaatsen. Gaat met het lied van God in uw mond, een taak die zijn vromen tot eer strekt.
  • Donderdag 21 November : Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 19,41-44.
    In die tijd naderde Jezus Jeruzalem. Hij liet zijn blik over de stad gaan en weende over haar, terwijl Hij zei: 'Mocht ook gij op deze dag inzien wat u tot vrede strekt! Maar nu is dat voor uw ogen verborgen. Er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden een wal tegen u opwerpen, u omsingelen en u van alle kanten insluiten; zij zullen u met uw kinderen die in u wonen, neersmakken en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd, waarin barmhartig op u werd neergezien, niet hebt erkend.
  • Donderdag 21 November : H. Gregorius de Grote
    “Zijn oren zijn vol angstaanjagende geluiden en midden in de vrede vermoedt het valstrikken”. (Jb 15-21 Vg) Integendeel, niets is gelukkiger dan een eenvoudig hart omdat het, door zich alleen in onschuld aan anderen te tonen, niets van anderen te vrezen heeft. Sterker nog, in zijn eenvoud is het als een krachtige burcht. En hij maakt zich geen zorgen dat hij van anderen moet lijden onder wat hij zich niet herinnert zelf gedaan te hebben. Vandaar de wijze woorden van Salomo: “De vreze des Heren geeft vast vertrouwen”. ( Spr 14:26) Hij zegt ook: “Een veilige ziel is als een voortdurend feestmaal” (Spr 15:15). De vrede van veiligheid is als voortdurend aangevuld voedsel. Een afvallige geest daarentegen is altijd aan het werk: of hij bedenkt kwade plannen tegen anderen, of hij vreest die van anderen voor zichzelf. En wat hij ook tegen zijn buurman bedenkt, hij vreest dat zijn buurman het tegen hem zal bedenken. Verdenkingen aan alle kanten, alarm aan alle kanten. Als hij zich iemand herinnert, weet hij zeker dat het iemand is die hem kwaad wil doen. De rust van veiligheid missen is oren vol angstaanjagende geluiden hebben. En kijk dan eens naar zo'n mens, wie je maar wilt: het gebeurt vaak dat zijn buurman hem eenvoudig aanspreekt, zonder vijandige bijbedoelingen. Maar hij, te midden van de vrede, vermoedt een valstrik, want hij die nooit handelt behalve met sluwheid, kan zich niet voorstellen dat iemand tegenover hem met eenvoud zou kunnen handelen. (...) “Hij gelooft niet dat hij van de duisternis naar het licht kan terugkeren, want hij ziet niets om zich heen dan het zwaard”. (Jb 15,22 Vg) Hij gelooft dat hij omringd is door valstrikken die hem zullen treffen en hij verliest de hoop op zijn redding.
  • Woensdag 20 November : Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes 4,1-11.
    Ik, Johannes, had een visioen: ik zag een deur in de hemel die open stond. En de stem, die ik vroeger als een bazuin tot mij had horen spreken, zeide: Stijg op hierheen, en ik zal u tonen, wat hierna geschieden moet. Aanstonds was ik in geestverrukking. En zie: een troon stond in de hemel, en Iemand was op de troon gezeten. En Die er op was gezeten, geleek op jaspis-steen en sardium; en rond de troon was een regenboog, gelijkend op smaragd. Rondom de troon zag ik vier en twintig tronen, en op de tronen vier en twintig Oudsten gezeten, in witte klederen gehuld, met gouden kronen op het hoofd. Van de troon gingen bliksemstralen uit, geraas en donderslagen. Vóór de troon brandden zeven gloeiende lampen; dat zijn de zeven Geesten Gods. En vóór de troon was een glazen zee, gelijk kristal. Midden voor de troon en rond de troon zag ik vier Dieren, vol ogen van voren en achter: het eerste Dier als een leeuw, het tweede Dier als een rund, het derde Dier als met een mensengelaat, het vierde Dier als een vliegende adelaar. En de vier Dieren hadden allen zes vleugels, van buiten en binnen vol ogen. Rusteloos riepen ze dag en nacht: "Heilig, Heilig, Heilig, De Heer, de almachtige God, Die wàs, en die is, en die kòmt!" En toen de Dieren roem, en eer en dank hadden gebracht aan Hem, die op de troon is gezeten: den Levende in de eeuwen der eeuwen: vielen de vier en twintig Oudsten neer voor Hem, die op de troon is gezeten, aanbaden den Levende in de eeuwen der eeuwen, legden hun kronen neer voor de troon, en riepen: "Waardig zijt Gij, onze Heer, onze God, De roem en de eer en de macht te ontvangen. Want Gij, Gij hebt alle wezens geschapen, Door uw Wil bestaan ze, en zijn ze geschapen."
  • Woensdag 20 November : Psalmen 150(149),1-2.3-4.5-6.
    Loof God in zijn heilige woning, loof hem in zijn machtig gewelf, loof Hem om zijn krachtige daden, loof Hem om zijn oneindige grootheid. Loof Hem met hoorngeschal, loof Hem met harp en lier, Loof Hem met dans en tamboerijn, loof Hem met snaren en fluit. Loof Hem met klinkende bekkens, loof Hem met slaande cimbalen. Alles wat adem heeft, loof de Heer.
  • Woensdag 20 November : Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 19,11-28.
    In die tijd was Jezus dichtbij Jeruzalem gekomen, en daar men meende, dat het Rijk Gods onmiddellijk ging verschijnen, vertelde Hij deze gelijkenis: 'Een man van hoge geboorte ging op reis naar een ver land om het koningschap te verkrijgen en dan terug te keren. Hij riep tien van zijn dienaars, gaf hun tien pond en sprak tot hen: Doet daar tijdens mijn afwezigheid zaken mee. Zijn landgenoten evenwel haatten hem en stuurden hem een gezantschap achterna om te zeggen: Wij willen niet, dat deze man koning over ons wordt. Toen hij, na het koningschap toch verkregen te hebben, was teruggekeerd, liet hij die dienaars roepen aan wie hij zijn geld gegeven had; hij wilde weten, wat ieder voor zaken gedaan had. De eerste kwam en zei: Heer, uw pond heeft er tien opgeleverd. Hij antwoorde: Uitstekend, goede dienaar! Omdat gij in iets kleins trouw zijt geweest, zult gij gezag hebben over tien steden. Daarop kwam de tweede en sprak: Heer, uw pond heeft er vijf opgebracht. Ook hem antwoordde hij: En gij, gij zult macht hebben over vijf steden. Toen kwam de derde en zei: Heer, hier is uw pond; ik heb dit weggestopt in een doek en zo bewaard; ik had angst voor u, omdat ge een streng man zijt, die terugeist wat ge niet hebt uitgezet en oogst wat ge niet hebt gezaaid. Aan hem antwoordde hij: Met je eigen woorden zal ik je veroor­delen, slechte knecht. Je wist, dat ik een streng man ben, die terugeist wat ik niet uitgezet en oogst wat ik niet gezaaid heb. Waarom heb je dan mijn geld niet naar de bank gebracht? Dan had ik het bij mijn terugkomst met rente kunnen opvragen. En aan degenen die er bij stonden, beval hij: Neemt hem dat pond af en geeft het aan hem die de tien ponden heeft. Ze wierpen op: Heer, die heeft al tien ponden. Ik zeg u: Aan ieder die heeft, zal gegeven worden; maar aan wie niet heeft, zal nog ontnomen worden, zelfs wat hij heeft. En die vijanden van mij, die mensen die niet wilden dat ik koning over hen werd: brengt ze hier en steekt ze voor mijn ogen neer.' Nadat Jezus deze woorden gesproken had, trok Hij verder en ging op naar Jeruzalem.
  • Woensdag 20 November : H. Johannes-Paulus II
          Het "evangelie van de arbeid" bevindt zich in het leven en de parabels van Christus, in wat Christus namelijk zelf "gedaan en geleerd heeft". (Hand. 1, 1) In de geest van deze schitterende en lichtende voorbeelden, die uit de Bron zelf voortvloeien, heeft de Kerk altijd geleerd wat wij in moderne bewoordingen in de leerstellingen van het Tweede Vaticaans Concilie terugvinden: "Zoals nu de menselijke activiteit uit de mens voortkomt, zo wordt ze ook geordend op de mens. Want de mens verandert bij zijn werk niet alleen de dingen en de samenleving, maar hij vervolmaakt ook zichzelf. Veel leert hij, zijn mogelijkheden ontwikkelt hij, buiten en boven zichzelf maakt hij voortgang. Als men een dergelijke uitgroei goed verstaat, is ze van meer waarde dan het bijeen garen van materiële rijkdom...En daarom is de norm voor de menselijke activiteiten, dat zij naar het plan van God en volgens zijn wil overeenstemmen met het authentieke welzijn van de mensheid en de mens de mogelijkheden bieden, privé zowel als in de gemeenschap, zijn volledige roeping te behartigen en haar voluit te realiseren" (GS 35).       Binnen een dergelijke visie op de waarde van de menselijke arbeid, d.w.z. binnen een dergelijke spiritualiteit van de arbeid, wordt volkomen duidelijk wat men op dezelfde plaats in de pastorale constitutie van het concilie kan lezen over de kwestie van de juiste betekenis van de vooruitgang: "De mens is meer waard om wat hij is, dan om wat hij heeft. Zo heeft eveneens alles wat de mensen ondernemen om een grotere rechtvaardigheid, een betere medemenselijkheid en een meer humane ordening in de sociale verhouding te bereiken meer waarde dan technische vooruitgang. Want deze vooruitgang kan wel als het ware het materiaal verschaffen voor de menselijke ontwikkeling, maar alleen op zichzelf kan ze deze volstrekt niet realiseren."       Deze leer over de kwestie van de vooruitgang en ontwikkeling – een probleem dat de gedachten van de mensen van onze tijd zozeer in beslag neemt – kan alleen maar begrepen worden als het resultaat van een beproefde spiritualiteit van de menselijke arbeid en kan slechts via een dergelijke spiritualiteit gerealiseerd en in praktijk gebracht worden. Bovendien is het een leer en gedragslijn die volkomen in het "evangelie van de arbeid" geworteld is.
  • Dinsdag 19 November : Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes 3,1-6.14-22.
    Ik Johannes, hoorde een stem die sprak: Schrijf aan de engel van de kerk te Sardes. Dit zegt Hij, die de zeven geesten Gods en de zeven sterren heeft: Ik ken uw werken; ge hebt de naam, dat ge leeft, maar ge zijt dood. Word wakker, en geef steun aan de rest, die op hett punt van sterven staat. Want Ik heb uw werken niet volmaakt bevonden voor het aanschijn van mijn God. Herinner u dus, hoe ge ontvangen hebt en geluisterd; onderhoud het, en kom tot inkeer. Zo ge dus niet wakker wordt, zal Ik komen als een dief, en ge zult niet weten, op wat uur Ik u zal overvallen. Toch hebt ge in Sardes er enkelen, die hun klederen niet hebben besmet; met Mij zullen ze wandelen in het wit gekleed, omdat ze daartoe waardig zijn. Wie overwint, zal dus in witte klederen worden gehuld; zijn naam zal Ik niet uitwissen uit het boek des levens, maar zijn naam belijden voor mijn Vader en voor zijn engelen. Wie oren heeft, die hore wat de Geest zegt tot de kerken. Schrijf aan den engel der kerk te Laodicea. Dit zegt "Amen", de trouwe en waarachtige Getuige, de Aanvang van de schepping Gods: Ik ken uw werken, en weet, dat ge koud zijt noch warm. Och, waart ge maar koud of warm! Omdat ge lauw zijt, warm noch koud, daarom zal Ik u uitspuwen uit mijn mond. Ge zegt: Ik ben rijk, ik heb overvloed en heb behoefte aan niets; daarom beseft ge ook niet, dat ge ellendig zijt en erbarmelijk, arm, blind en naakt. Ik raad u aan, om goud van Mij te kopen door vuur gelouterd, opdat ge rijk moogt worden; en witte klederen, om ze aan te trekken, opdat de schande uwer naaktheid niet aan de dag zal komen; en zalf, om uw ogen te zalven, opdat ge moogt zien. Ik bestraf en tuchtig al, die Ik liefheb. Doe dus uw best en bekeer u. Zie, Ik sta aan de deur en klop; wanneer iemand luistert naar mijn stem en de deur zal ontsluiten, dan zal Ik bij hem binnenkomen, de maaltijd met hem houden, en hij met Mij. Wie overwint, zal Ik naast Mij op mijn troon doen zitten, zoals Ik zelf heb overwonnen, en met mijn Vader op zijn troon ben gezeten. Wie oren heeft, hore wat de Geest zegt tot de kerken.

Teksten zijn ontleend aan de website "Dagelijks Evangelie, www.dagelijksevangelie.org